A2.36: Van postkantoor naar e-mail

Van postkantoor naar e-mail

Woordenschat (13)

 De e-mail: De e-mail (Nederlands)

De e-mail

Show

De e-mail Show

 Sturen (sturen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Sturen

Show

Sturen Show

 De post: De post (Nederlands)

De post

Show

De post Show

 De handtekening: De handtekening (Nederlands)

De handtekening

Show

De handtekening Show

 De postzegel: De postzegel (Nederlands)

De postzegel

Show

De postzegel Show

 De ontvanger: De ontvanger (Nederlands)

De ontvanger

Show

De ontvanger Show

 De brief: De brief (Nederlands)

De brief

Show

De brief Show

 De verzender: De verzender (Nederlands)

De verzender

Show

De verzender Show

 Antwoorden op een e-mail: Antwoorden op een e-mail (Nederlands)

Antwoorden op een e-mail

Show

Antwoorden op een e-mail Show

 Een brief ontvangen: Een brief ontvangen (Nederlands)

Een brief ontvangen

Show

Een brief ontvangen Show

 Naar het postkantoor gaan: Naar het postkantoor gaan (Nederlands)

Naar het postkantoor gaan

Show

Naar het postkantoor gaan Show

 Het afscheid: Het afscheid (Nederlands)

Het afscheid

Show

Het afscheid Show

 Het pakket: Het pakket (Nederlands)

Het pakket

Show

Het pakket Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Stuur je nog steeds brieven of alleen e-mails? (Stuur je nog steeds brieven of alleen e-mails?)
  2. Wat is noodzakelijk wanneer je een brief wilt versturen? (Wat is noodzakelijk wanneer je een brief wilt versturen?)
  3. Hoeveel e-mails ontvang je meestal op een dag? (Hoeveel e-mails ontvang je meestal op een dag?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Ik stuur nu alleen nog e-mails. Het is sneller en makkelijker.

Soms verstuur ik brieven voor speciale gelegenheden. Zoals verjaardagen of feestdagen.

Het is belangrijk dat je de brief ondertekent.

Het is noodzakelijk dat je de brief verstuurt door deze bijvoorbeeld naar het postkantoor te brengen.

Ik krijg meestal 10 of 15 e-mails. De meeste zijn voor werk.

Ik ontvang 5 e-mails per dag. Sommige zijn van vrienden, sommige van kranten.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ik stuur morgen een e-mail naar mijn collega.
Heb je het bericht op tijd ontvangen?
Wil je het bestand als bijlage toevoegen?
Ik kijk altijd mijn post door voordat ik vertrek.

Oefening 4: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: waar gebruik je deze woorden meestal?

Postkantoor en poststukken

E-mail en internet

Oefening 5: Vragende voornaamwoorden (wie, wat, welk(e))

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Vragende voornaamwoorden (wie, wat, welk(e))

Toon vertaling Toon antwoorden

wat, Wie, Wat, Welk, Welke

1.
... is er precies verstuurd in dat bericht?
(Wat is er precies verstuurd in dat bericht?)
2.
Ik weet niet ... ik moet antwoorden op die e-mail.
(Ik weet niet wat ik moet antwoorden op die e-mail.)
3.
... postzegel hoort bij deze brief?
(Welke postzegel hoort bij deze brief?)
4.
... pakket moet ik naar het postkantoor brengen?
(Welk pakket moet ik naar het postkantoor brengen?)
5.
... is de ontvanger van dit pakket?
(Wie is de ontvanger van dit pakket?)
6.
... staat er in die brief van de verzender?
(Wat staat er in die brief van de verzender?)
7.
... heeft deze e-mail gisteren ontvangen?
(Wie heeft deze e-mail gisteren ontvangen?)
8.
... brief moet ik eerst beantwoorden?
(Welke brief moet ik eerst beantwoorden?)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.36.1 Grammatica

Vragende voornaamwoorden (wie, wat, welk(e))

Vragende voornaamwoorden (wie, wat, welk(e))


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ontvangen ontvangen

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)

Nederlands Nederlands
(ik) heb ontvangen (ik) heb ontvangen
(jij) hebt ontvangen / hebt ontvangen (jij) hebt ontvangen / hebt ontvangen
(hij/zij/het) heeft ontvangen (hij/zij/het) heeft ontvangen
(wij) hebben ontvangen (wij) hebben ontvangen
(jullie) hebben ontvangen (jullie) hebben ontvangen
(zij) hebben ontvangen (zij) hebben ontvangen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Sturen sturen

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)

Nederlands Nederlands
(ik) heb gestuurd (ik) heb gestuurd
(jij) hebt gestuurd / hebt gestuurd (jij) hebt gestuurd / hebt gestuurd
(hij/zij/het) heeft gestuurd (hij/zij/het) heeft gestuurd
(wij) hebben gestuurd (wij) hebben gestuurd
(jullie) hebben gestuurd (jullie) hebben gestuurd
(zij) hebben gestuurd (zij) hebben gestuurd

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏