Kunnen (kunnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van kunnen (kunnen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:
Niveau:
A1
Module 3:
Dag tot dag
(Dag tot dag)
Les 17:
Koken
(Koken)
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Kunnen (Kunnen) |
Gekund (Gekund) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik kan |
ik kan |
jij kan/kunt |
jij kan/kunt |
hij/zij/het kan |
hij/zij/het kan |
wij kunnen |
wij kunnen |
jullie kunnen |
jullie kunnen |
zij kunnen |
zij kunnen |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik kon |
ik kon |
jij kon |
jij kon |
hij/zij/het kon |
hij/zij/het kon |
wij konden |
wij konden |
jullie konden |
jullie konden |
zij konden |
zij konden |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb kunnen |
ik heb kunnen |
jij hebt/heb kunnen |
jij hebt/heb kunnen |
hij/zij/het heeft kunnen |
hij/zij/het heeft kunnen |
wij hebben kunnen |
wij hebben kunnen |
jullie hebben kunnen |
jullie hebben kunnen |
zij hebben kunnen |
zij hebben kunnen |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb gekund |
ik heb gekund |
jij hebt/heb gekund |
jij hebt/heb gekund |
hij/zij/het heeft gekund |
hij/zij/het heeft gekund |
wij hebben gekund |
wij hebben gekund |
jullie hebben gekund |
jullie hebben gekund |
zij hebben gekund |
zij hebben gekund |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal kunnen |
ik zal kunnen |
jij zult/zal kunnen |
jij zult/zal kunnen |
hij/zij/het zal kunnen |
hij/zij/het zal kunnen |
wij zullen kunnen |
wij zullen kunnen |
jullie zullen kunnen |
jullie zullen kunnen |
zij zullen kunnen |
zij zullen kunnen |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal kunnen hebben |
ik zal kunnen hebben |
jij zal/zul je kunnen hebben |
jij zal/zul je kunnen hebben |
hij/zij/het zal kunnen hebben |
hij/zij/het zal kunnen hebben |
wij zullen kunnen hebben |
wij zullen kunnen hebben |
jullie zullen kunnen hebben |
jullie zullen kunnen hebben |
zij zullen kunnen hebben |
zij zullen kunnen hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou kunnen |
ik zou kunnen |
jij zou kunnen |
jij zou kunnen |
hij/zij/het zou kunnen |
hij/zij/het zou kunnen |
wij zouden kunnen |
wij zouden kunnen |
jullie zouden kunnen |
jullie zouden kunnen |
zij zouden kunnen |
zij zouden kunnen |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou gekund hebben |
ik zou gekund hebben |
jij zou gekund hebben |
jij zou gekund hebben |
hij/zij/het zou gekund hebben |
hij/zij/het zou gekund hebben |
wij zouden gekund hebben |
wij zouden gekund hebben |
jullie zouden gekund hebben |
jullie zouden gekund hebben |
zij zouden gekund hebben |
zij zouden gekund hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Kan! |
Kan! |
|