Woordenschat (10)

 Het blad: Het blad (Nederlands)

De tuinman veegt het blad van de tafel.

Show

De tuinman veegt het blad van de tafel. Show

Het blad

Show

Het blad Show

 De steen: De steen (Nederlands)

De steen ligt naast de plant in de tuin.

Show

De steen ligt naast de plant in de tuin. Show

De steen

Show

De steen Show

 De bloem: De bloem (Nederlands)

De bloem staat mooi in de tuin.

Show

De bloem staat mooi in de tuin. Show

De bloem

Show

De bloem Show

 De plant: De plant (Nederlands)

De tuinman is de plant aan het sproeien in de tuin.

Show

De tuinman is de plant aan het sproeien in de tuin. Show

De plant

Show

De plant Show

 De boom: De boom (Nederlands)

De boom is aan het groeien in de tuin.

Show

De boom is aan het groeien in de tuin. Show

De boom

Show

De boom Show

 De aarde: De aarde (Nederlands)

De tuinman is de aarde aan het sproeien.

Show

De tuinman is de aarde aan het sproeien. Show

De aarde

Show

De aarde Show

 Het zaad: Het zaad (Nederlands)

Het zaad is aan het groeien in de tuin.

Show

Het zaad is aan het groeien in de tuin. Show

Het zaad

Show

Het zaad Show

 De tuinman: De tuinman (Nederlands)

De tuinman is aan het sproeien in de tuin.

Show

De tuinman is aan het sproeien in de tuin. Show

De tuinman

Show

De tuinman Show

 Sproeien (sproeien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jullie sproeien de heg.

Show

Jullie sproeien de heg. Show

Sproeien

Show

Sproeien Show

 Zaaien (zaaien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zij zaaien en sproeien dagelijks.

Show

Zij zaaien en sproeien dagelijks. Show

Zaaien

Show

Zaaien Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Zeg wat je in de tuin kunt zien. (Zeg wat je in de tuin kunt zien.)
  2. Beschrijf je eigen of je ideale tuin. (Beschrijf je eigen of je ideale tuin.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Er zijn paarse bloemen in de tuin.

Er zijn paarse bloemen in de tuin.

Er is een grote oude boom.

Er is een grote oude boom.

Ik heb gele en roze bloemen in mijn tuin.

Ik heb gele en roze bloemen in mijn tuin.

Ik heb een schommel in mijn tuin voor mijn kinderen.

Ik heb een schommel in mijn tuin voor mijn kinderen.

Ik heb geen cactussen in mijn tuin.

Ik heb geen cactussen in mijn tuin.

Ik water mijn planten elke 3 dagen.

Ik water mijn planten elke 3 dagen.

...

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
in de | De tuinman | plant aan | het sproeien | tuin. | is de
De tuinman is de plant aan het sproeien in de tuin.
(De tuinman is de plant aan het sproeien in de tuin.)
2.
veegt het | blad van | de tafel. | De tuinman
De tuinman veegt het blad van de tafel.
(De tuinman veegt het blad van de tafel.)
3.
aarde aan | het sproeien. | De tuinman | is de
De tuinman is de aarde aan het sproeien.
(De tuinman is de aarde aan het sproeien.)
4.
in de | tuin. | De bloem | staat mooi
De bloem staat mooi in de tuin.
(De bloem staat mooi in de tuin.)
5.
planten zijn | aan het | De bloemen | groeien daar. | en de
De bloemen en de planten zijn aan het groeien daar.
(De bloemen en de planten zijn aan het groeien daar.)
6.
tuin. | is aan | het groeien | in de | Het zaad
Het zaad is aan het groeien in de tuin.
(Het zaad is aan het groeien in de tuin.)
7.
in de | tuin. | De steen | ligt naast | de plant
De steen ligt naast de plant in de tuin.
(De steen ligt naast de plant in de tuin.)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

De boom


De boom

2

De bloem


De bloem

3

De steen


De steen

4

Zaaien


Zaaien

5

De aarde


De aarde

Oefening 4: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

zaai, zaait, zaaien

1.
Jullie ... zaden in de bloemperk.
(Jullie zaaien zaden in de bloemperk.)
2.
Hij ... elke plant met zorg.
(Hij zaait elke plant met zorg.)
3.
Ik ... het zaad in de aarde.
(Ik zaai het zaad in de aarde.)
4.
Zij ... en sproeien dagelijks.
(Zij zaaien en sproeien dagelijks.)
5.
Jij ... bloemen naast de steen.
(Jij zaait bloemen naast de steen.)
6.
Wij ... samen in de tuin.
(Wij zaaien samen in de tuin.)

Oefening 5: Zijn aan het + infinitief

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Zijn aan het + infinitief

Toon vertaling Toon antwoorden

aan het sproeien, zijn aan het klimmen, is aan het werken, is aan het groeien, zijn aan het verwelken, aan het regenen is

1. Sproeien:
Wij zijn ... in de tuin.
(Wij zijn aan het sproeien in de tuin.)
2. Klimmen:
Jullie ... in de boom
(Jullie zijn aan het klimmen in de boom)
3. Regenen:
De aarde wordt erg vochtig, omdat het ....
(De aarde wordt erg vochtig, omdat het aan het regenen is.)
4. Verwelken:
De bloemen ....
(De bloemen zijn aan het verwelken.)
5. Groeien:
Het zaad ....
(Het zaad is aan het groeien.)
6. Werken:
De tuinman ... in de tuin.
(De tuinman is aan het werken in de tuin.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Zaaien zaaien

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik zaai ik zaai
jij zaait jij zaait
hij/zij/het zaait hij/zij/het zaait
wij zaaien wij zaaien
jullie zaaien jullie zaaien
zij zaaien zij zaaien

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏