A2.30: In de bibliotheek

In de bibliotheek

Woordenschat (14)

 De poëzie: De poëzie (Nederlands)

De poëzie

Show

De poëzie Show

 De auteur: De auteur (Nederlands)

De auteur

Show

De auteur Show

 Het gedicht: Het gedicht (Nederlands)

Het gedicht

Show

Het gedicht Show

 De schrijver: De schrijver (Nederlands)

De schrijver

Show

De schrijver Show

 De schrijfster: De schrijfster (Nederlands)

De schrijfster

Show

De schrijfster Show

 Stil: Stil (Nederlands)

Stil

Show

Stil Show

 De literatuur: De literatuur (Nederlands)

De literatuur

Show

De literatuur Show

 De roman: De roman (Nederlands)

De roman

Show

De roman Show

 De boekwinkel: De boekwinkel (Nederlands)

De boekwinkel

Show

De boekwinkel Show

 Het sprookje: Het sprookje (Nederlands)

Het sprookje

Show

Het sprookje Show

 Het verhaal: Het verhaal (Nederlands)

Het verhaal

Show

Het verhaal Show

 Onderzoeken (onderzoeken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Onderzoeken

Show

Onderzoeken Show

 Lenen (lenen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lenen

Show

Lenen Show

 Uitlenen (uitlenen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Uitlenen

Show

Uitlenen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Je bent op zoek naar een boek en vraagt de secretaresse waar je het kunt vinden. (Je bent op zoek naar een boek en vraagt de secretaresse waar je het kunt vinden.)
  2. Beschrijf een boek dat je onlangs hebt gelezen en leuk vond. (Beschrijf een boek dat je recent hebt gelezen en leuk vond.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Hallo! Ik ben op zoek naar het boek dat "The Great Gatsby" heet, maar ik kan het niet vinden. Kunt u mij helpen?

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Mag ik dit boek bij u lenen voor twee weken?
De schrijver vertelt een spannend verhaal over zijn jeugd.
In de bibliotheek kun je poëzie en sprookjes lezen.
Heeft u de nieuwe roman van die auteur al gelezen?

Oefening 4: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: woorden die horen bij boeken en lezen, en woorden die horen bij verhalen en poëzie.

Boeken en lezen

Verhalen en poëzie

Oefening 5: De irreële voorwaarde

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De irreële voorwaarde

Toon vertaling Toon antwoorden

lezen, vroeg, zouden, was, zou, werkte, had

1. Hebben:
Als ik tijd ..., zou ik een roman lezen.
(Als ik tijd had, zou ik een roman lezen.)
2. Zullen:
Als jij vaker las, ... je meer van poëzie houden.
(Als jij vaker las, zou je meer van poëzie houden.)
3. Zijn:
Als jij stil ..., zou ik beter kunnen luisteren.
(Als jij stil was, zou ik beter kunnen luisteren.)
4. Vragen:
Als ze het ..., zou ik haar een boek uitlenen.
(Als ze het vroeg, zou ik haar een boek uitlenen.)
5. Werken:
Als jij minder ..., zou je meer tijd hebben om te lezen.
(Als jij minder werkte, zou je meer tijd hebben om te lezen.)
6. Zullen:
Als we in een bibliotheek werkten, ... we veel boeken lezen.
(Als we in een bibliotheek werkten, zouden we veel boeken lezen.)
7. Hebben:
Als ik meer geld ..., zou ik een auto kopen.
(Als ik meer geld had, zou ik een auto kopen.)
8. Lezen:
Als het vandaag mooi weer was, gingen we buiten ....
(Als het vandaag mooi weer was, gingen we buiten lezen.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Lezen lezen

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)

Nederlands Nederlands
ik zou lezen ik zou lezen
jij zou lezen jij zou lezen
hij/zij/het zou lezen hij/zij/het zou lezen
wij zouden lezen wij zouden lezen
jullie zouden lezen jullie zouden lezen
zij zouden lezen zij zouden lezen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Lenen lenen

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)

Nederlands Nederlands
ik zou lenen ik zou lenen
jij zou lenen / zou jij lenen jij zou lenen / zou jij lenen
(hij/zij/het) hij zou lenen / zij zou lenen / het zou lenen (hij/zij/het) hij zou lenen / zij zou lenen / het zou lenen
wij zouden lenen wij zouden lenen
jullie zouden lenen jullie zouden lenen
zij zouden lenen zij zouden lenen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏