A2.29: Bij de makelaar

Bij de makelaar

Woordenschat (14)

 Een appartement zoeken: Een appartement zoeken (Nederlands)

Een appartement zoeken

Show

Een appartement zoeken Show

 De buurt: De buurt (Nederlands)

De buurt

Show

De buurt Show

 De reclame: De reclame (Nederlands)

De reclame

Show

De reclame Show

 De advertentie: De advertentie (Nederlands)

De advertentie

Show

De advertentie Show

 De aankondiging: De aankondiging (Nederlands)

De aankondiging

Show

De aankondiging Show

 Gemeubileerd: Gemeubileerd (Nederlands)

Gemeubileerd

Show

Gemeubileerd Show

 Renoveren (renoveren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Renoveren

Show

Renoveren Show

 Ondertekenen (ondertekenen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ondertekenen

Show

Ondertekenen Show

 De makelaar: De makelaar (Nederlands)

De makelaar

Show

De makelaar Show

 De servicekosten: De servicekosten (Nederlands)

De servicekosten

Show

De servicekosten Show

 De aankoop: De aankoop (Nederlands)

De aankoop

Show

De aankoop Show

 Een hypotheek afsluiten: Een hypotheek afsluiten (Nederlands)

Een hypotheek afsluiten

Show

Een hypotheek afsluiten Show

 Het huurcontract: Het huurcontract (Nederlands)

Het huurcontract

Show

Het huurcontract Show

 De huur betalen: De huur betalen (Nederlands)

De huur betalen

Show

De huur betalen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Huur jij de woning of het huis waarin je woont of heb je het gekocht? (Huur je het appartement of huis waar je woont, of heb je het gekocht?)
  2. Moest u uw huis renoveren? Hoe lang heeft dat geduurd? (Moest u uw huis renoveren? Hoe lang heeft dat geduurd?)
  3. Was uw huis gemeubileerd of leeg toen u erin trok? (Was uw huis gemeubileerd of leeg toen u er introk?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Ik huur mijn appartement. Maar ik zal binnenkort een huis kopen.

Ik heb ons huis 2 jaar geleden samen met mijn partner gekocht.

We moesten bijna het hele huis renoveren. Het kostte ons meer dan een jaar.

Mijn appartement was net gerenoveerd toen ik het kocht en erin trok.

Het appartement was volledig gemeubileerd toen ik er introk.

Sommige kamers in het huis waren gemeubileerd, andere niet.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Zou ik de makelaar even kunnen spreken?
We zouden graag een appartement in deze buurt willen kopen.
Zou u de huur voor 1 juli kunnen betalen?
Zou ik een hypotheek via deze bank kunnen afsluiten?

Oefening 4: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: woorden die je gebruikt bij het kopen van een huis en woorden die je gebruikt bij het huren van een huis.

Een huis kopen

Een huis huren

Oefening 5: Onvoltooid verleden toekomende tijd

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Onvoltooid verleden toekomende tijd

Toon vertaling Toon antwoorden

zou ondertekenen, zouden, zou huren, betalen, zou bellen, zou, kopen, zijn, zou bevestigen

1. Huren:
Hij zei dat hij een huis ... in de stad.
(Hij zei dat hij een huis zou huren in de stad.)
2. Zijn:
Volgens de advertentie ... het appartement volledig gerenoveerd ....
(Volgens de advertentie zou het appartement volledig gerenoveerd zijn.)
3. Kopen:
We ... een appartement ... vlakbij het centrum.
(We zouden een appartement kopen vlakbij het centrum.)
4. Bellen:
De makelaar zei dat hij morgen terug ....
(De makelaar zei dat hij morgen terug zou bellen.)
5. Kopen:
Als ik meer geld had, ... ik een appartement ... in plaats van huren.
(Als ik meer geld had, zou ik een appartement kopen in plaats van huren.)
6. Betalen:
Ik ... de servicekosten deze week ....
(Ik zou de servicekosten deze week betalen.)
7. Ondertekenen:
Hij zei dat hij het huurcontract deze week ....
(Hij zei dat hij het huurcontract deze week zou ondertekenen.)
8. Bevestigen:
Ik wist niet of ik de aankoop ....
(Ik wist niet of ik de aankoop zou bevestigen.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.29.1 Grammatica

Onvoltooid verleden toekomende tijd

Onvoltooid verleden toekomende tijd


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Huren huren

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)

Nederlands Nederlands
ik zou huren ik zou huren
jij zou huren jij zou huren
hij/zij/het zou huren hij/zij/het zou huren
wij zouden huren wij zouden huren
jullie zouden huren jullie zouden huren
zij zouden huren zij zouden huren

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Kopen kopen

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)

Nederlands Nederlands
ik zou kopen ik zou kopen
jij zou kopen jij zou kopen
hij/zij/het zou kopen hij/zij/het zou kopen
wij zouden kopen wij zouden kopen
jullie zouden kopen jullie zouden kopen
zij zouden kopen zij zouden kopen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zoeken zoeken

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)

Nederlands Nederlands

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏