A1.10: Het weer

Het weer

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.10.1 Kort verhaal

Het weerbericht - een week in maart.

Het weerbericht - een week in maart.


Woordenschat (15)

 Koud: Koud (Nederlands)

Koud

Show

Koud Show

 Het weer: Het weer (Nederlands)

Het weer

Show

Het weer Show

 De wind: De wind (Nederlands)

De wind

Show

De wind Show

 De storm: De storm (Nederlands)

De storm

Show

De storm Show

 De wolk: De wolk (Nederlands)

De wolk

Show

De wolk Show

 De mist: De mist (Nederlands)

De mist

Show

De mist Show

 De temperatuur: De temperatuur (Nederlands)

De temperatuur

Show

De temperatuur Show

 Het klimaat: Het klimaat (Nederlands)

Het klimaat

Show

Het klimaat Show

 Droog: Droog (Nederlands)

Droog

Show

Droog Show

 Fris: Fris (Nederlands)

Fris

Show

Fris Show

 De zon: De zon (Nederlands)

De zon

Show

De zon Show

 De sneeuw: De sneeuw (Nederlands)

De sneeuw

Show

De sneeuw Show

 Zonnig: Zonnig (Nederlands)

Zonnig

Show

Zonnig Show

 De regen: De regen (Nederlands)

De regen

Show

De regen Show

 Regenen (regenen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Regenen

Show

Regenen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Vertel wat voor weer het is op de foto. (Vertel wat voor weer het is op de foto.)
  2. Vertel wat voor weer het momenteel is in jouw stad. (Vertel wat voor weer het nu is in jouw stad.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Het regent.

Het waait.

Het is zonnig.

Het is erg heet.

Hoe is het weer vandaag?

Vandaag is het zonnig en een beetje winderig.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Regenen


Regenen

2

De sneeuw


De sneeuw

3

Koud


Koud

4

Het weer


Het weer

5

Droog


Droog

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
mee. | Het regent | een paraplu | vandaag, neem
Het regent vandaag, neem een paraplu mee.
2.
warme jas. | draag een | Het is | koud buiten,
Het is koud buiten, draag een warme jas.
3.
veel. | hard, de | Het waait | bomen bewegen
Het waait hard, de bomen bewegen veel.
4.
een wandeling. | perfect voor | de middag, | zonnig in | Het wordt
Het wordt zonnig in de middag, perfect voor een wandeling.
5.
in Nederland. | de winter | Het sneeuwt | soms in
Het sneeuwt soms in de winter in Nederland.
6.
dag droog, | buiten zitten. | Het blijft | de hele | we kunnen
Het blijft de hele dag droog, we kunnen buiten zitten.

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Het regent vandaag dus neem ik een paraplu mee.
Het waait hard buiten dus doe ik mijn jas aan.
Het wordt koud vanavond dus zet ik de verwarming aan.
De zon schijnt helder dus gaan we wandelen in het park.

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: woorden die te maken hebben met neerslag en woorden die te maken hebben met temperatuur en wind.

Neerslag

Temperatuur en wind

Oefening 7: Onpersoonlijke werkwoorden

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Onpersoonlijke werkwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

Het regent, Het vriest, Het wordt, Het hagelt, Het onweert, Het blijft, Het sneeuwt, Het is

1. Blijven:
... de hele dag regenen.
(Het blijft de hele dag regenen.)
2. Vriezen:
... als de temperatuur onder nul is.
(Het vriest als de temperatuur onder nul is.)
3. Sneeuwen:
... in de bergen in de winter.
(Het sneeuwt in de bergen in de winter.)
4. Regenen:
... elke dag in de herfst.
(Het regent elke dag in de herfst.)
5. Hagelen:
... soms in de winter.
(Het hagelt soms in de winter.)
6. Onweren:
... vaak in de zomer.
(Het onweert vaak in de zomer.)
7. Worden:
... warmer in de lente.
(Het wordt warmer in de lente.)
8. Zijn:
... twaalf uur.
(Het is twaalf uur.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.10.2 Grammatica

Onpersoonlijke werkwoorden

Onpersoonlijke werkwoorden


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Voelen voelen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) voel (ik) voel
(jij) voelt/voel (jij) voelt/voel
(hij/zij/het) voelt (hij/zij/het) voelt
(wij) voelen (wij) voelen
(jullie) voelen (jullie) voelen
(zij) voelen (zij) voelen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏