A2.11: Hulpdiensten

Hulpdiensten

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (12)

 De brandweer bellen: De brandweer bellen (Nederlands)

De brandweer bellen

Show

De brandweer bellen Show

 De brand: De brand (Nederlands)

De brand

Show

De brand Show

 De hulp: De hulp (Nederlands)

De hulp

Show

De hulp Show

 Het noodnummer: Het noodnummer (Nederlands)

Het noodnummer

Show

Het noodnummer Show

 De bescherming: De bescherming (Nederlands)

De bescherming

Show

De bescherming Show

 Een noodgeval hebben: Een noodgeval hebben (Nederlands)

Een noodgeval hebben

Show

Een noodgeval hebben Show

 Het spoedgeval: Het spoedgeval (Nederlands)

Het spoedgeval

Show

Het spoedgeval Show

 Het rode kruis: Het rode kruis (Nederlands)

Het rode kruis

Show

Het rode kruis Show

 De ambulance: De ambulance (Nederlands)

De ambulance

Show

De ambulance Show

 De spoedeisende hulp: De spoedeisende hulp (Nederlands)

De spoedeisende hulp

Show

De spoedeisende hulp Show

 De sociale zekerheid: De sociale zekerheid (Nederlands)

De sociale zekerheid

Show

De sociale zekerheid Show

 De hulpdiensten: De hulpdiensten (Nederlands)

De hulpdiensten

Show

De hulpdiensten Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ik belde de brandweer om het vuur te blussen.
De ambulance kwam snel naar het ongeluk toe.
Hij hielp de gewonde man tot de hulpdiensten er waren.
In een noodgeval moet je het alarmnummer bellen.

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Sorteer de woorden in twee groepen: woorden die je gebruikt bij een noodgeval en woorden die te maken hebben met hulpdiensten en contact opnemen.

Noodsituaties

Hulpdiensten en contact

Oefening 4: Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

bleven, boden, hielp, reden, liet, lag, keek, sloot

1. Kijken:
Hij ... naar de brand uit zijn raam.
(Hij keek naar de brand uit zijn raam.)
2. Sluiten:
De brandweer ... de straat af.
(De brandweer sloot de straat af.)
3. Laten:
De agent ... de mensen het gebouw verlaten toen de brand begon.
(De agent liet de mensen het gebouw verlaten toen de brand begon.)
4. 3-Helpen:
Hij ... de ambulance met het slachtoffer.
(Hij hielp de ambulance met het slachtoffer.)
5. Rijden:
Jullie ... snel naar de spoedeisende hulp.
(Jullie reden snel naar de spoedeisende hulp.)
6. Liggen:
Het slachtoffer ... op de grond toen de ambulance arriveerde.
(Het slachtoffer lag op de grond toen de ambulance arriveerde.)
7. Bieden:
We ... hulp bij het spoedgeval.
(We boden hulp bij het spoedgeval.)
8. Blijven:
Wij ... binnen vanwege de brand.
(Wij bleven binnen vanwege de brand.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.11.2 Grammatica

Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden

Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Helpen helpen

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Nederlands Nederlands
(ik) hielp (ik) hielp
(jij) hielp/hielpte (jij) hielp/hielpte
(hij/zij/het) hielp (hij/zij/het) hielp
(wij) hielpen (wij) hielpen
(jullie) hielpen (jullie) hielpen
(zij) hielpen (zij) hielpen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Gaan gaan

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Nederlands Nederlands
(ik) ging (ik) ging
(jij) ging/ginge (jij) ging/ginge
(hij/zij/het) ging (hij/zij/het) ging
(wij) gingen (wij) gingen
(jullie) gingen (jullie) gingen
(zij) gingen (zij) gingen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Bellen bellen

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Nederlands Nederlands
(ik) belde (ik) belde
(jij) belde/beldetest (jij) belde/beldetest
(hij/zij/het) belde (hij/zij/het) belde
(wij) belden (wij) belden
(jullie) belden (jullie) belden
(zij) belden (zij) belden

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏